traction control OPEL ASTRA J 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 15 of 347

Kort en bondig13
1Elektrisch bediende ruiten ....35
2 Buitenspiegels ......................32
3 Cruise control .....................186
Snelheidsbegrenzer ............187
Adaptieve cruise control .....189
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 196
4 Zijdelingse luchtroosters .....164
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 149
Omgevingsverlichting ......... 154
Parkeerlichten .....................151
Knoppen voor Driver
Information Center ..............124
6 Instrumenten ...................... 111
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................. 104
8 Driver Information Center .... 1249Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
koplampsproeiers, achter‐
ruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter ...........106
10 SPORT-modus ................... 183
Centrale vergrendeling .........24
Brandstofkeuzeschakelaar . 113
Alarmknipperlichten ...........149
Controlelamp airbag-
deactivering ........................ 117
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ....................117
Tour-modus ........................ 183
11 Info-Display ........................ 128
12 Status-led alarmsysteem .....30
13 Middelste luchtroosters ......164
14 Handschoenenkastje ...........62
15 Traction Control-systeem ...181
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............181Parkeerhulpsystemen .........203
Lane Departure Warning ...218
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 169
Ontgrendelknop voor
motorkapdeksel ..................... 27
16 Verwarming en ventilatie ....156
17 AUX-ingang, USB-ingang,
SD Card-sleuf ....................... 12
18 Elektrische aansluiting ........110
19 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................177
Automatische
versnellingsbak ..................174
20 Elektrische handrem ...........179
21 Contactslot met stuurslot ...167
22 Claxon ................................ 105
Bestuurdersairbag ...............53
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 234
24 Opbergvak,
zekeringenkast ...................263

Page 122 of 347

120Instrumenten en bedieningsorganenOpschakelen[ brandt groen als een controlelamp
of verschijnt als een symbool op het
Driver Information Center met Uple‐ vel-Combi-display wanneer opscha‐
kelen voor een zuinig verbruik wordt
aanbevolen.
Bij sommige versies verschijnt de in‐
geschakelde versnelling als pop-up
op het Driver Information Center.
Rijhulp EcoFlex 3 134.
Stuurbekrachtiging c brandt geel.
Gaat branden met verminderde
stuurbekrachtiging De stuurbekrachtiging wordt vermin‐
derd door oververhitting van het sys‐
teem. De controlelamp gaat uit wan‐
neer het systeem is afgekoeld.
Stop-startsysteem 3 169.Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. De hulp van een werkplaats inroepen.
Lane Departure Warning ) brandt groen of knippert geel.
Brandt groen Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.
Knippert geel
Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Ultrasoonparkeerhulp r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
ofStoringen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het sys‐
teem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring on‐
middellijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 203.
Elektronische
stabiliteitsregeling UIT
n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische
stabiliteitsregeling (ESC)
en Traction Control-
systeem
b brandt of knippert geel.
Brandt
Er zit een storing in het systeem. Ver‐
der rijden is mogelijk. De rijstabiliteit
kan echter afhankelijk van de staat
van het wegdek verslechteren.

Page 123 of 347

Instrumenten en bedieningsorganen121
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden be‐
grensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) 3 181, Traction Control-sys‐
teem 3 181.
Traction Control-systeem
UIT k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming
! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Roetfilter
% brandt of knippert geel.Het dieselpartikelfilter moet gerege‐
nereerd worden.
Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder 2000 omw/min dalen.
Brandt
Het dieselpartikelfilter is vol. Start het regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.
Knippert
Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces onmiddellijk om schade aan de motor
te voorkomen.
Roetfilter 3 172, Stop-startsysteem
3 169.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv. reservewiel). Na 60–90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.

Page 183 of 347

Rijden en bediening181RijregelsystemenTraction Control
De Traction Control (TC) is een on‐
derdeel van de elektronische stabili‐ teitsregeling (ESC) 3 181.
TC verhoogt zo nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip
van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen verminderd en wordt het
wiel met de meeste slip afzonderlijk
afgeremd. Daardoor wordt de rijstabi‐
liteit van de auto op een glad wegdek aanmerkelijk verbeterd.
TC werkt na elke motorstart zodra
controlelamp b dooft.
Wanneer TC werkt, knippert b.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 120.
Deactivering
Het is mogelijk de TC uit te schakelen wanneer de aandrijfwielen moeten
kunnen doorslaan:
druk kort op de toets b om TC te
deactiveren, k licht op. De deactive‐
ring verschijnt als een bericht op het
Driver Information Center.
U kunt de TC weer activeren door
nogmaals op de toets b te drukken.
De TC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u het contact de vol‐
gende keer weer inschakelt.
Elektronische
stabiliteitsregeling (ESC)
De elektronische stabiliteitsregeling (ESC) verbetert indien nodig de rij‐stabiliteit ongeacht de staat van het
wegdek of de grip van de banden.
Ook voorkomt deze het doorslaan
van de wielen. ESC werkt in combi‐
natie met het Traction Control-sys‐
teem (TC) 3 181.
Zodra de auto dreigt uit te breken (on‐
derstuur/overstuur) wordt het motor‐
vermogen verminderd en worden de
wielen afzonderlijk afgeremd. Daar‐
door wordt de rijstabiliteit van de auto
op een glad wegdek aanmerkelijk
verbeterd.

Page 189 of 347

Rijden en bediening187
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meermaals kort naar SET/-:
de snelheid neemt continu of in kleine
stappen af.
DeactiveringDruk op de knop y, de controlelamp
m in de instrumentengroep brandt
wit. De cruise control is gedeacti‐
veerd. De laatst ingestelde snelheid
wordt voor later hervatten van de
snelheid in het geheugen opgesla‐
gen.
Automatisch uitschakelen:
■ de rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u,
■ de rijsnelheid is hoger dan ca. 200 km/u,
■ als het rempedaal wordt bediend,
■ het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt,
■ keuzehendel in N,
■ motorsnelheid is zeer laag,
■ de Traction Control of elektronische
stabiliteitsregeling (ESC) is actief.
Opgeslagen snelheid hervatten Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid boven 30 km/u. De opgesla‐
gen snelheid wordt nu overgenomen.
Uitschakelen
Druk op de knop m, de controlelamp
m in de instrumentengroep gaat uit.
De opslagen snelheid wordt gewist.
Via de knop L voor het activeren van
de snelheidsbegrenzer of het uitscha‐ kelen van het contact, wordt ook de
cruise control uitgeschakeld en wordt
de opgeslagen snelheid gewist.Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden inge‐
steld op een snelheid hoger dan
25 km/u.
De bestuurder kan alleen accelereren tot de vooraf ingestelde snelheid. Bij
het afrijden van hellingen zijn afwij‐
kingen van de snelheidslimiet moge‐
lijk.
Als het systeem geactiveerd is, wordt de ingestelde snelheidslimiet in de
bovenste regel van het Driver Infor‐ mation Centre weergegeven.

Page 194 of 347

192Rijden en bediening
De geselecteerde afstand tot voorlig‐
ger wordt aangegeven via de af‐
standsbalken in de adaptieve cruise
control-pagina.
Let op: de instelling voor afstand tot
voorligger wordt gedeeld met de ge‐ voeligheid van het alarm van de fron‐
taanrijdingswaarschuwing.
Voorbeeld: Als stand 3 (ver) is gese‐
lecteerd, wordt de bestuurder sneller
gewaarschuwd voor een mogelijke
aanrijding, ook als de adaptieve
cruise control niet geactiveerd of in‐
geschakeld is.
9 Waarschuwing
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het be‐
waren van een veilige onderlinge
afstand bij de betreffende ver‐
keers-, weers- en zichtomstandig‐ heden. Indien de situatie zulks
vereist, moet de afstand tot voor‐
ligger worden aangepast of het
systeem worden uitgeschakeld.
Detectie van voorligger
Het controlelampje voorligger gede‐
tecteerd A verschijnt in de snelheids‐
meter als het systeem een voorligger heeft gedetecteerd.
Als dit symbool niet of kort wordt
weergegeven, reageert adaptieve
cruise control niet op voorliggers.
Deactivering De bestuurder deactiveert de adap‐tieve cruise control door:
■ de knop y in te drukken,
■ te remmen,
■ het koppelingspedaal langer dan vier seconden ingedrukt te houden,
■ de keuzehendel van de automati‐ sche transmissien naar N te zetten.
Het systeem wordt ook automatisch
gedeactiveerd als:
■ er bij snelheden onder 45 km/u of hoger dan 190 km/u wordt gereden,
■ het Traction Control-systeem lan‐ ger dan 20 seconden werkt,
■ de elektronische stabiliteitsregeling
werkt,

Page 343 of 347

341
Bedieningsorganen....................104
Behouden stroom uit .................167
Bekerhouders .............................. 62
Bekleding .................................... 294
Beladingsinformatie ...................101
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 186
Beveiliging van de auto ................30
Binnenspiegels ............................. 34
Binnenverlichting .......................152
Blindehoeksysteem ....................211
Bolle vorm .................................... 32
Boordgereedschap .....................267
Boordinformatie .........................130
Brandstof .................................... 219
Brandstofkeuzeschakelaar ........113
Brandstofmeter .......................... 112
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 226
Brandstof voor benzinemotoren 219
Brandstof voor dieselmotoren ...219
Brandstof voor rijden op LPG .....220
Buitenspiegels .............................. 32
Buitentemperatuur .....................108
C Car Pass ...................................... 22
Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................. 16, 105
Code ........................................... 130
Conformiteitsverklaring ...............334Contactslotstanden ....................167
Controlelampen ..................111, 115
Controle over de auto ................166
Controles .................................... 233
Cruise control ....................123, 186
D
Dagrijlicht ................................... 145
Dagteller .................................... 112
Dak ............................................... 37
Dakbelasting ............................... 101
Dakdrager .................................. 100
Diefstalalarmsysteem ..................30
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 239
Dimlicht of grootlicht ...................142
Draagsysteem achterzijde ............66
Driepuntsgordel ........................... 51
Driver Information Center ...........124
E EHBO ........................................... 99
Elektrisch bediende ruiten ...........35
Elektrische aansluitingen ...........110
Elektrische handrem ...........119, 179
Elektrische stoelverstelling ..........46
Elektrische verstelling ..................32
Elektrisch systeem...................... 260
Elektronische hulpsystemen bij het rijden ................................. 181Elektronische rijprogramma's ....175
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) .........181
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) en
Traction Control-systeem .......120
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............120
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............159
Event Data Recorders (EDR) .....337
F
Fietsendrager ............................... 66
Flex-Fix-systeem .......................... 66
FlexOrganizer .............................. 94
Frontaal airbagsysteem ...............53
Frontaanrijdingswaarschuwing ...196
G
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................133
Gereedschap ............................. 267
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................98
Gloeilamp vervangen ................240
Gordels ......................................... 49
Gordelverklikker ......................... 117
Gordijnairbagsysteem .................. 55

Page 346 of 347

344
Toerenteller ............................... 112
Top-Tether-bevestigingsogen ......61
Traction Control .........................181
Traction Control-systeem UIT .... 121
Trekhaak............................. 226, 228
Trekstang.................................... 226
Tripcomputer ............................. 134
Typeplaatje ................................ 298
U Uitlaatgassen ............................. 172
Uitrol-brandstofafsluiter .............168
Uitstapverlichting .......................154
Ultrasoonparkeerhulp ................120
Uw autogegevens ..........................3
V Vaste luchtroosters ....................164
Veiligheidsgordel .........................10
Veiligheidsgordels .......................49
Veiligheidsnet .............................. 97
Velgen en banden .....................269
Ventilatie ..................................... 156
Verbanddoos ............................... 99
Vergrendelingssysteem ...............30
Verkeersbordherkenning ............214
Verlichting middenconsole ........153
Verlichtingsfuncties..................... 153
Verlichting zonneklep ................153
Versnellingsbak ........................... 18Versnellingsbakdisplay ..............174
Verstelbare luchtroosters ........... 164
Verwarmde spiegels ....................33
Verwarmd stuurwiel ...................105
Verwarming ................................. 49
Verwarmings- en ventilatiesysteem .................... 156
Verwerking van sloopauto .........233
Verzorging .................................. 291
Verzorging exterieur ..................291
Verzorging interieur ...................294
Vloerafdekking bagageruimte ......92
Voertuiggewicht .........................311
Voertuigidentificatienummer ......298
Voertuigkrik................................. 267 Voordat u wegrijdt ........................ 19
Voorligger gedetecteerd .............123
Voorruit ......................................... 34
Voorstoelen .................................. 42
Voorverwarming ........................121
W
Waarschuwingslampen ..............111
Werkzaamheden uitvoeren .......233
Wieldoppen ................................ 275
Wiel verwisselen ........................280
Winterbanden ............................ 269
Wis-/wasinstallatie .......................16
Wis-/wasinstallatie achterruit .....107Wis-/wasinstallatie voorruit ........106
Wisserblad vervangen ...............239
Z
Zekeringen ................................. 260 Zekeringenkast in bagageruimte 264
Zekeringenkast in motorruimte ..261
Zekeringenkast instrumentenpaneel ...............263
Zitplaatsen achterin ......................49
Zonnedak ..................................... 37 Zonnekleppen .............................. 37
Zijdelings airbagsysteem .............54
Zijmarkeringslichten.................... 142
Zijrichtingaanwijzers ..................258